banner afbeelding

Foutdiagnose van lineaire actuator

Foutdiagnose van lineaire actuator

Lineaire actuator is een apparaat dat de rotatiebeweging van een motor omzet in lineaire beweging, veel gebruikt in verschillende automatiseringssystemen. Lineaire actuatoren kunnen echter defect raken tijdens het gebruik, wat de prestaties en veiligheid van het systeem beïnvloedt. Daarom is foutdiagnose van lineaire actuatoren erg belangrijk. Dit artikel introduceert een op gegevens gebaseerde lineaire actuatorfoutdiagnosemethode en een op adaptieve waarnemers gebaseerde lineaire actuatorfoutdiagnosemethode.
Een op gegevens gebaseerde foutdiagnosemethode voor lineaire actuatoren
Deze methode maakt gebruik van de huidige en positiemeetgegevens van lineaire actuatoren om functies te extraheren en foutindicatoren te construeren. Het voordeel van deze methode is dat er geen fysiek model of extra sensoren voor nodig zijn, maar alleen gebruik wordt gemaakt van de gegevens die al in de controller zelf aanwezig zijn. De specifieke stappen zijn als volgt:
Extraheer functies uit huidige en positiemeetgegevens. De kenmerken omvatten de dynamische kenmerken van het systeem tijdens steady-state en transiënte werking, zoals stroomgemiddelde, stroompiek, positiegemiddelde, positiepiek, positieveranderingssnelheid, enz.
Combineer functies in foutindicatoren. De foutindicatiehoeveelheid is een numerieke waarde die aangeeft of er een fout in het systeem is en de ernst van de fout. Een veelgebruikte methode is om Support Vector Machine (SVM) te gebruiken om functies te classificeren en onderscheidende functies te verkrijgen voor normale en fouttoestanden.
Stel de drempel voor foutindicatie in. De drempelwaarde is een numerieke waarde die wordt gebruikt om te bepalen of de foutindicatie het normale bereik overschrijdt. De drempel kan worden bepaald op basis van historische gegevens of ervaring, of dynamisch worden aangepast op basis van realtime gegevens of statistische methoden.
Voer foutdetectie en diagnose uit op basis van de hoeveelheid en drempelwaarde van de foutindicatie. Als de foutindicatie de drempelwaarde overschrijdt, wordt ervan uitgegaan dat het systeem defect is en worden het type en de locatie van de fout bepaald op basis van de grootte en trend van de foutindicatie.